Weetje van de dag
Van De Rolleman
De 'weetje van de dag' is ontstaan om de leden van De Rolleman (De Woonwagen) in kennis te stellen van bepaalde wetgeving en de mensenrechten die er zijn. De Rolleman benoemd het dan ook, 'een bewustwording' in gang zetten, waardoor de woonwagenbewoners zichzelf beter kunnen verdedigen tegen het onrecht wat hen op dit moment aangedaan wordt.
Op het moment is de 'weetje van de dag' uitgeroeid als de grootste bron van informatie inzake het woonwagencultuur en de mensenrechten die hier onlosmakend mee verbonden is.
''Voor een woonwagenbewoner is de woonwagen meer dan een dak boven hun hoofd, het is hun ziel, hun geschiedenis, hun leven. Het is een symbool van alles wat zij zijn, een stukje van hun cultuur dat elke dag opnieuw wordt aangevallen door de heersende normen van de samenleving. Het is een strijd die we elke dag voeren – voor het recht om te bestaan, voor het recht om te blijven, voor het recht om onze identiteit niet te verliezen in de schaduw van een cultuur die ons probeert te verdringen''
''No home without culture''
________________________ Auteur: Driekus van Wanrooij ________________________
1. Beleidskader Gemeentelijk Woonwagen- en standplaatsenbeleid.
Wist u dat het College voor de Rechten van de Mens (Hierna: College) zich eerder heeft uitgelaten over het feit, wanneer de Rijksoverheid een vrijblijvende handreiking ontwikkeld dat deze onvoldoende is zoals het huidige beleidskader? ... Nee ? ... JAZEKER!
'Concreet betekent dit dat een vrijblijvende handreiking(1) onvoldoende is en dat het College verwacht dat de Rijksoverheid erop zal toezien dat Gemeentelijk beleid inzake Woonwagenstandplaatsen daadwerkelijk voldoet aan de eisen ontwikkeld in de Rechtspraak van het EHRM en het Hvj EU'
BRON: Advies van het CRM aan de Minister van BZK 28 Mrt 2018 Zie pagina nr. 7
(1) De vroegere (VROM) handreiking voor Gemeente is daarvan een voorbeeld, of het beleidskader Gemeentelijk Woonwagen- en standplaatsenbeleid 2018 of de Wegwijzer Gemeentelijk Woonwagen- en standplaatsen beleid (VNG)
Het huidige Beleidskader Gemeentelijke Woonwagen-en standplaatsenbeleid en de Wegwijzer gemeentelijk Woonwagen- en standplaatsenbeleid (VNG) is hiermee feitelijk in overtreding met de Rechtspraak van het EHRM en het Hvj EU gezien deze expliciet onvoldoende (tot niet) de culturele identiteit beschermd nog faciliteert.
2. Gemeente moeten met Woonwagenbewoners beleid opstellen zonder inmenging van externe bedrijven.
Wist u dat Gemeente met hun Woonwagenbewoners beleid moeten opstellen en dit zonder inmenging van externe bureaus die zich veelal zichzelf opstellen als ''expert'' op het gebied van het Woonwagencultuur, dit met als doel na de mening van De Rolleman, om subsidies en gemeenschapsgeld op te strijken die bestemd is voor de doelgroep 'Woonwagenbewoners' ?
Nee? ... JAZEKER!
'Het van belang dat woonwagenbewoners effectief betrokken worden in besluitvormingsprocessen die hen direct raken. De huidige praktijk waarbij bemiddelende instanties worden ingeschakeld die niet of onvoldoende de woonwagenbewoners zelf vertegenwoordigen, voldoet niet aan het criterium van effectieve participatie op basis van het Kaderverdrag Minderheden van de Raad van Europa (1)
BRON: Advies van het CRM aan de Minister van BZK 28 Mrt 2018, pagina nr. 6
(1) Artikel 15 Kaderverdrag Minderheden.
Op het moment worden Woonwagenbewoners onvoldoende betrokken bij beleidsvorming of besluiten die hen aangaan. Zowel de ECRI als de CERD hebben aanbevolen dat de strategieën die ten aanzien van Roma, Sinti en Woonwagenbewoners worden gemaakt, in nauwe samenwerking met deze gemeenschappen moeten worden ontwikkeld.
ECRI-Rapport 2013 (supra noot 13), par. 161 en 165 en CERD-commentaar 2015 (supra noot 2), par. 20
Een citaat uit toespraak namens (oud) minister Van der Laan tijdens een congres in 2009:
"Wat ik ook afraad is om het dagelijkse beheer van woonwagenlocaties uit te besteden aan daarin
gespecialiseerde bureaus. Niet alleen omdat zij daarvoor soms zeer royale bedragen rekenen, maar
vooral omdat zij vaak het negatieve imago van woonwagenbewoners cultiveren en exploiteren. Ze
fungeren vaak als een buffer tussen de bewoners en de gemeente of de corporatie. En zeg nu zelf: het
is toch raar dat een gemeente niet met haar inwoners of corporatie niet met haar huurders wil praten?
Dus: doe het zelf. Het is tenslotte een normale taak van een gemeente en een corporatie.
Ik neem aan dat mijn boodschap duidelijk is: behandel woonwagenbewoners net als alle andere
mensen. Maak geen onderscheid en vooral: kijk niet weg van de eventuele problemen en treed op.
Besteed aandacht aan de woonwagenbewoners, of ze nu wel of niet op een vrijplaats wonen. Anders is
de kans groot dat de locaties waar nu geen problemen zijn, over 20 jaar alsnog een probleem gaan
vormen. Net zoals dat bij veel aandachtswijken is gebeurd. Ook hier geldt: voorkomen is beter dan
genezen."
Bron: 'Woonwagenbewoners in Nederland 2011' - Rapport Inspectie Leefomgeving en Transport pagina nr. 5 (Documenten De Rolleman randnummer 7)
Maar waar moeten gemeente dan kennis inwinnen?
De Nationale Ombudsman dhr Mr. Reinier van Zutphenheeft hierover gezegd en ik citeer:
Het is de hoogste tijd dat er nu echt meer standplaatsen voor woonwagenbewoners bijkomen. De ingewikkelde situatie op de woningmarkt mag geen excuus zijn om woonwagenbewoners zo lang achter te stellen. Voor de Rijksoverheid is het belangrijk om een regierol te nemen in het verzamelen en verspreiden van kennis, het faciliteren van gemeenten en het monitoren van de situatie'
Einde citaat.
Kortom: Gemeente kunnen bij de Rijksoverheid terecht!
De uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zijn juridisch bindend voor de lidstaten binnen de Europese Unie (Waaronder Nederland)
3. Kaderverdrag Minderheden.
Wist u dat Woonwagenbewoners niet alleen bescherming genieten onder Artikel 8 EVRM als mede de juridisch bindende uitspraken van het EHRM, maar ook in het Kaderverdrag Minderheden ? ... Nee ? ... JAZEKER!
Nederlands heeft als Europese lidstaat het Kaderverdrag Minderheden ondertekend en in 2005 geratificeerd waardoor het juridisch bindend is geworden.
Wetten.nl Kaderverdrag Minderheden link.
Nederland weigert echter tot op heden om Woonwagenbewoners naar Nederlands recht te definiëren als Nationale Minderheid.
Woonwagenbewoners zijn door de Raad van Europa aangewezen als een specifieke minderheidsgroep die bescherming nodig heeft in alle verdragstaten van de Raad van Europa.
EHRM 17 Februari 2004, app.no. 44158/98 , EHRC 2004/32, rov. 67-69.
Het feit dat Woonwagenbewoners naar nationaal recht niet aangewezen worden als nationale minderheid doet aan deze verplichting niet af. Het is dan ook een verdragsrechtelijke verplichting om de participatie (actieve deelname) van Woonwagenbewoners in hun lokale gemeenschappen te bevorderen.
Het Thematic Action Plan on the inclusion of Roma and Travellers 1 (2016-2019) van de Raad van Europa van 2 Maart 2016 (SG/Inf(2015)38final), p.2.
Het Verdrag regelt onder meer:
- bescherming tegen discriminatie en bevordering van gelijkheid
- bevordering van behoud en ontwikkeling van cultuur, taal, godsdienst en tradities
- Vrijheid van vereniging, vergadering, meningsuiting, gedachte, geweten en godsdienst
- toegang tot en gebruik van media
- uiteenlopende taalkundige rechten en vrijheden, zoals het recht om de eigen taal in het privéleven en in contacten met de overheid te gebruiken, het recht de eigen naam in de eigen taal te gebruiken, het recht om in het openbaar informatie in de eigen taal te verspreiden en het recht om topografische aanduidingen in de eigen te gebruiken
- recht op het leren en onderwijzen van de eigen taal en het opzetten van onderwijsinstellingen in de eigen taal
- internationale contacten en samenwerking
- recht op deelname aan het openbare leven
- verbod op verplichte assimilatie (aanpassing aan een dominante cultuur
4. Woonwagen of Caravan op de standplaats.
Wist je dat een gemeente een Caravan (Woonwagen) NIET mag weigeren als tijdelijke woning, mantelzorg woning of gewoon als de Woonwagen om in te leven.
Nee ? ... DAT MAG ZEKER NIET!
De begrippen privéleven en woning worden door het EHRM zo sterk aan elkaar gekoppeld, dat zij in veel gevallen synoniem zijn. Het Europese Hof ziet de woning als de fysieke plaats waar gewoonlijk het familie- en privéleven zich afspeelt. De tuin, garages, bedrijfs- en beroepsruimten en (illegaal geplaatste) caravans of woonwagens kunnen als woning worden aangemerkt.(1) (voorwaarden, hier moet wel het privé leven zich afspelen)
(1) EHRM 25 september 1996 (Buckley t. VK); EHRM 18 januari 2001 (Chapman t. VK); EHRM 27 mei 2004 (Connors t. VK); EHRM 24 april 2012, nr. 25446/06, r.o. 103 (Yordanova e.a. t. Bulgarije); EHRM 18 september 2012, nr. 40060/08 (Buckland t. VK). Zie ook De Hert 1998, p. 285-287; Buyse 2006; Janis e.a. 2008, p. 403-404; Buyse 2008, p. 38; Wadham 2009, p. 219-220
Op grond van internationale jurisprudentie, is het beschermwaardige en onderscheiden 'eigene' van Woonwagenbewoners hun mobiele woonvorm de Woonwagen, het wonen in en rond een Woonwagen een integraal onderdeel van de traditionele leefwijze en cultuur van Woonwagenbewoners dat het EHRM ondersteund in zijn jurisprudentie(2)
(2) EHRM, 25 September 1996, appl. No. 20348/92 (Buckley/Verenigd Koninkrijk): "(W)hat was in issue was a traditional way of life. This way of living includes not only the right to have a certain kind of home but also the right to maintain identity as a Gypsy and lead a life in accordance with that tradition. The Court held that Article 8 implied positive state obligations to facilitate the Gypsy way of life.
Samengevat zijn de woonvormen (Woonwagen-vast) - Caravan-mobiel) het leven in nauw sociaal- en familieverband, de twee wezenlijke kenmerken van de te beschermen culturele identiteit van Woonwagenbewoners.
Ten aanzien van het gemeentelijk woonwagenbeleid heeft het College voor de Rechten van de Mens, Woonwagenbewoners erkend als een bevolkingsgroep die onder de term 'ras' van de AWGB valt en heeft het erop gewezen dat hun specifieke woonvorm een essentieel onderdeel vormt van de Woonwagencultuur.(3)
(3) College voor de Rechten van de Mens, Gemeente Vlaardingen, par. 3.12 en College voor de Rechten van de Mens, Gemeente Oss (supra noot 1), par. 3.9.
VERBODEN INMENGING:
Het recht op bescherming van de woning (Woonwagen, Caravan, Huis, Tinyhouse, Chalet enz) is daarnaast ook neergelegd in artikel 17 Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten (IVBPR). Het VN-Mensenrechtencomité dat toeziet op de naleving van het IVBPR, heeft uitgelegd dat het onder 'home' verstaat, 'the place where a person resides or carries out his usual occupation(4)
(4) VN-Mensenrechtcomité (8 april 1988), General Comment No. 16: Article 17 (Right to Privacy). The Right to Respect of Privacy, Family, Home and Correspondence, and Protection of Honour and Reputation, UN Doc. HRI/GEN/1/Rev.1, par. 5.
Volgens het EHRM betreft woonwagenbewoning niet alleen het recht op respect van woning maar ook het, eveneens door artikel 8 EVRM beschermde, recht op bescherming van het privé en gezinsleven. De woonwagen (In bovenstaande jurisprudentie uitgelegd) vormt volgens het Hof namelijk een integraal onderdeel van de identiteit van woonwagenbewoners(5)
(5) EHRM 17 oktober 2013, appl.no. 27013/07 (Winterstein/Frankrijk), par. 142. Voor een overzicht over hoe identiteit en 'home' samenvallen zie J. Hohmann, The Right to Housing – Law, Concepts, Posibilities, Oxford: Hart Publishing 2013, p. 169-197
Uit het kenmerk, 'familiebanden' volgt dat het voor de hand ligt dat passantenplaatsen op een Woonwagenlocatie beschikbaar zijn voor tijdelijke bezoekers (familieleden die mantelzorg willen verlenen bijvoorbeeld) voor wie een Woonwagen (Caravan) tijdelijk bij te plaatsen is.
Woonwagenbewoners zijn wat hun woonvorm betreft niet gelijk te stellen aan bewoners of woningzoekenden op de reguliere woningmarkt. Het materiele gelijkheidsbeginsel vraagt om een gedifferentieerde behandeling van beide groepen. Indien niet of onvoldoende rekening wordt gehouden met de woonvorm die onlosmakelijk verbonden is met de cultuur en identiteit van woonwagenbewoners, door beleid te voeren dat gericht is op het terugdringen van standplaatsen of deze woonvorm niet beschermt, wordt het materiele gelijkheidsbeginsel geschonden. Dat geldt bijvoorbeeld als beleid wordt gevoerd of toegestaan dat gericht is op het terugdringen van standplaatsen (nul-optie of afbouwbeleid).
Daarvan is ook sprake als
deze woonvorm niet of onvoldoende wordt beschermd.
5. Gelijke tred om binnen afzienbare tijd in aanmerking te komen voor een. Woonwagenstandplaats.
Wist je dat de wachttijd voor huisvesting van Woonwagenbewoners dient gelijke tred (Gelijke tempo) te houden met de wachttijd voor reguliere huisvesting ?
Nee? ... JAZEKER!
Het materiële gelijkheidsbeginsel vraagt om een gedifferentieerde behandeling van Woonwagenbewoners en reguliere woningzoekenden juist omdat de woonvorm van Woonwagenbewoners die onlosmakelijk verboden is met hun culturele identiteit, anders is dan die van reguliere woningzoekende. Deze gedifferentieerde behandeling leidt tot materiële gelijkheid en niet tot bevoordeling van Woonwagenbewoners, of tot benadeling van reguliere woningzoekenden. Differentiatie ziet op een verdelingsvraagstuk in situaties van schaarste bij de huisvesting. Voor beide groepen dient de behoefte in kaart te worden gebracht en dient er een gelijkwaardig aanbod te zijn.
Concreet betekent dit onder meer dat de Nederlandse staat bij een aantoonbare behoefte aan standplaatsen, voldoende standplaatsen moet faciliteren binnen afzienbare tijd(1) Op die wijze worden Woonwagenbewoners in staat gesteld hun 'mensenrecht' uit te oefenen.
(1) Als uitgangspunt is de wachttijd voor een standplaats ongeveer hetzelfde als de wachttijd voor een sociale huurwoning. Zie College voor de Rechten van de Mens oordeelnummer 2015-16, para. 4 en beoordeling ook oordeelnummer 2014-165 en 167, para. 3.19.
Het College voor de Rechten van de Mens heeft sinds 2006 diverse zaken behandeld waarin Woonwagenbewoners klagen over het beleid van hun Gemeente en Woningcorporatie door het gebrek aan voldoende standplaatsen als gevolg van dit beleid.
'6.10 Op grond van het bovenstaande concludeert het College dat verweerder niet voorziet in een zo gelijkwaardig mogelijk aanbod van standplaatsen voor woonwagenbewoners in vergelijking met het aanbod van sociale huurwoningen. Dit betekent dat verweerder de woonwagenbewoners anders behandelt dan anderen in een vergelijkbare situatie op grond van ras. Dit leidt tot het oordeel dat verweerder jegens verzoekers 2, 3 en 4 direct onderscheid op grond van ras maakt' BRON: College voor de Rechten van de Mens oordeelnummer: 2020:88 kantnummer 6.10
Het College heeft geoordeeld dat het discriminatieverbod met zich meebrengt dat woonwagenbewoners op gelijke voet met woningzoekende op de reguliere (sociale) woningmarkt behandeld moeten worden. Daarbij dient wel rekening gehouden te worden met de omstandigheid dat uit de rechtspraak van het Europese Hof voor de rechten van de Mens (EHRM) (Juridisch bindend) volgt dat de culturele identiteit van woonwagenbewoners valt onder de bescherming van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hieruit vloeit voort dat het wonen in een woonwagen op een standplaats in familieverband een beschermde woonvorm is die door de verdragsstaten voldoende effectief gefaciliteerd dient te worden(2)
(2) Zie onder andere College voor de Rechten van de Mens oordeelnummer: 2016-19
6. Sociale huisvesting afwijzen omdat dit niet overeenkomt met levensstijl.
Wist je dat een Woonwagenbewoner het niet verweten mag worden wanneer sociale huisvesting afgewezen wordt op basis van het feit dat dit niet overeenkomt met de levensstijl?
Nee? ... JAZEKER!!!
Ja dit mag zeker omdat veel Gemeente nog steeds actieve (geschreven of ongeschreven) Woonwagenbeleid handhaven die in strijd is met met Artikel 8 EVRM en of de juridisch bindende uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Daarom mag dit zeker geweigerd worden tot er een Woonwagenstandplaats aangeboden wordt waarbij dit niet het geval is.(1)
(1) EHRM 17 oktober 2013, appl.no. 27013/07 (Winterstein/Frankrijk), par. 163.
Het College voor de Rechten van de Mens heeft in dat kader ook aangegeven dat de leefwijze van woonwagenbewoners als dermate specifiek kan worden geïnterpreteerd 'dat een gelijkwaardig woongenot alleen mogelijk is op een vervangende standplaats(2)
(2) College voor de Rechten van de Mens gemeente Vlaardingen en College voor de Rechten van de Mens gemeente Oss (supra noot 1), par. 3.15 en Gerechtshof Den Haag 30 juni 2009, ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ1592, par. 4.5.
7. Europese Woonwagenwet naar Nederlandse Woonwagenwetgeving.
Wist u dat er sinds de nationale afschaffing van de Woonwagenwet in 1999, er een nieuwe Woonwagenwet aanwezig is?
Nee ? ... JAZEKER!
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft reeds geoordeeld dat het woonwagenleven een wezenlijk onderdeel is van de cultuur en etnische identiteit van woonwagenbewoners.(1)
(1) EHRM 18 januari 2001, appl.no. 27238/95, nr. 73 (Chapman/Verenigd Koninkrijk)
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft vervolgens op 17 oktober 2013 geoordeeld dat de woonwagencultuur en identiteit beschermd en gefaciliteerd dient te worden onder Artikel 8 EVRM.(2)
(2) EHRM 17 oktober 2013, appl.no. 27013/07 (Winterstein/Frankrijk), par. 142.
Dit recht is ook opgenomen in artikel 17 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.
In Nederland, België en Frankrijk heeft het verdrag directe werking: de desbetreffende rechterlijke macht moet alle wetgeving en bestuur direct aan het EVRM toetsen (Art. 94 Grondwet, NL; Art. 34 Grondwet en het Smeerkaasarrest, BE; Art. 55 Const., FR).
Europese jurisprudentie:
De uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (Hierna: EHRM) zijn juridisch bindend voor alle lidstaten binnen de Europese Unie waaronder Nederland. Wanneer er uitspraken aanwezig zijn in Nationale Wetgeving die in strijd zijn met de uitspraken van het EHRM dan zijn is de Nederlandse Wetgeving ondergeschikt.
Daarom kan het voorkomen dat, wanneer er een uitspraak van het EHRM ligt die in strijd is met Nederlandse Wetgeving er een Wetswijzing moet gaan plaatsvinden en of zelfs wanneer er geen Wetgeving is deze uitspraken omzetten naar Nationale Wetgeving.
Hierin is Nederland na mijns inziens in verzuim mee, en weigert om het Woonwagencultuur te beschermen in Nationale Wetgeving.
Deze vreemde houding van de Nederlandse Staat, is ook terug te vinden in het feit dat Roma en reizigers (een ruime definitie waar ook woonwagenwagenbewoners onder vallen) door de Raad van Europa aangewezen zijn als een specifieke minderheidsgroep die bescherming nodig heeft in alle verdragsstaten van de Raad van Europa.(3) Hoewel het een verdragsrechtelijke verplichting is om deze groepen te beschermen is het inmiddels een feit dat woonwagenbewoners naar nationaal recht niet aangewezen worden als een nationale minderheid door de Nederlandse Staat.
(3) Zie bijvoorbeeld Het Thematic Action Plan on the Inclusion ofRoma and Travellers 1(2016-2019) van de Raad van Europa van 2 maart 2016 (SG/lnf(2015)38final), p. 2.
8. Gemeentelijke onwil en drogredenen (bindingseis)
Wist u dat bij Gemeente een draaiboek aanwezig is waarbij er gebruik van wordt gemaakt wanneer er een verzoek binnen komt om meer woonwagenstandplaatsen aan te leggen?
Nee? ... JAZEKER!
Dit wordt benoemd in het rapport 'Eigentijds omgaan met woonwagenbewoners Opmaat naar normalisatie' pagina nr. 39 maar is ook uit de werkwijze van Gemeente herkenbaar voor De Rolleman omdat we door het land Woonwagenbewoners aan het ondersteunen zijn en dezelfde drogredenen te horen krijgen. Er is dus na de mening van De Rolleman zeer goed contact tussen Gemeente onderling over, hoe om te gaan met een vraag over meer standplaatsen en hoe vertragend (ontmoedigend) te werk te gaan.
De meeste redenen en drogredenen wie De Rolleman voorbij heeft zien komen:
- Woonwagenlocaties zijn verliesgevend.
- Gemeentelijke inwoners worden achtergesteld en ongelijk behandeld met de Woonwagenbewoners.
- Woningmarkt staat onder druk.
- Geen 'geschikte' ruimte beschikbaar.
- Geen financiële middelen.
Ik wil inzake het bovenstaande graag verwijzen naar de Nationale Ombudsman paper die bovenstaande direct weerlegd. (1)
- In familieverband faciliteren en of het afstammingsbeginsel wordt misbruikt.
Bovenstaande heeft meer uitleg nodig:
Het in familieverband faciliteren en of het afstammingsbeginsel word zeer creatief en inmiddels na mijn inziens, gretig misbruikt door zowel extern ingehuurde bureau's als Gemeente, en dit met als doel, een zogenaamde 'slot op de deur' te creëren middels een vastgesteld beleid, omdat er meer vraag (behoefte) naar standplaatsen is dan aanbod. Hierbij wordt er al dan niet bewust gediscrimineerd (ongelijk behandeld) inzake vrije vesting. Er wordt een soort van angst/paniek tactiek toegepast door de zittende Colleges bij gemeenteraadsleden, met een mix van feiten en onwaarheden, dat er een landelijke tekort is aan woonwagenstandplaatsen (feit) waardoor er een zogenaamde ''risico aanwezig'' is dat wachtende Woonwagenbewoners door heel Nederland, dan richting die specifieke Gemeente zullen gaan verhuizen wanneer er meer standplaatsen aan wordt gelegd. (onwaar)
Kortom er moet meer via natuurlijk verloop (sterfte, verhuizen) gewerkt worden om de ''eigen'' wachtende de ''kans'' te bieden op een woonwagenstandplaats op bestaande locaties omdat deze groep graag in familieverband willen leven en dit zelfs een plicht is vanuit het cultuur om te faciliteren. Hierbij hoeft de Gemeente geen extra standplaatsen aan leggen gezien de ruimte vaak al beperkt is op de bestaande locaties en wanneer de nood echt hoog is, dan wordt er al gesproken over inbreiding in verplaats uitbreiding. Dit houd in dat overige bewoners een stuk van hun standplaats gezamenlijk inleveren om een extra standplaats te creëren waarbij de Gemeente hun eigen financiële belangen beschermd heeft en de eventuele grond die beschikbaar was om een standplaats of zelfs locatie te ontwikkelen, kan gaan verkopen aan projectontwikkelaars.
Maar omdat het beleid is vastgesteld met deze voorwaarden (slot op de deur), geld dit niet alleen op bestaande Woonwagenlocaties (Artikel 8 Evrm) maar! ook op een nieuwe locatie, waardoor hechte sociale en nadrukkelijk, verschillende familiebanden die voorheen goed met elkaar samenleefde op een locatie ernstig verstoord worden. (of ook wel verboden inmenging in de sociale en hechte familiebanden) Het wonen en leven in familieverband zoals Gemeente dit voor ogen zien, houd enkel rekening met gezinnen die bij elkaar kunnen blijven leven.
Gemeente spelen na mijns inziens tactisch in op de behoefte door geen aanbod te creëren (vanwege slot op de deur) waardoor er druk komt te staan, bij de families die jarenlang aan het wachten zijn op een standplaats.
Gemeente vinden dat zij voldoen aan positieve verplichting 'familiebanden' (of bindingeis) en houden tegelijk standplaatszoekende weg van bestaande en nieuwe woonwagenlocaties. Zelfs de wachttijden zijn in principe niets meer waard, waardoor er niet gelijk behandeld hoeft te worden in vergelijking met regulieren wachtende en deze standplaatszoekende komen in de verdringing.
Kortom: In familieverband faciliteren en of het afstammingsbeginsel of dan wel de zogenaamde voorwaarden van binding (bindingseis) wordt na mijns inziens gretig misbruikt door Gemeente terwijl er gebouwd moet worden na gelang van behoefte die vervangen is voor het bouwen na gelang van familiebanden.
Er zijn Woonwagenbewoners verjaagd (ontruimd) van Woonwagenlocaties in een zogenaamde uitsterfperiode van 1999 t/m 2018 en zijn gedwongen om in een versteende woonvorm te leven ver weg van de familiebanden die in sommige gevallen achter zijn gebleven op locaties. Deze Woonwagenbewoners zogenaamde 'spijtoptanten' proberen al decennium lang terug te keren naar een Woonwagenlocatie maar krijgen nu geen mogelijkheid geboden om terug te keren omdat zij niet meer gezien worden als familiebanden van een desbetreffende locatie. Dit is ook een vorm van gedwongen uitsluiting en een sub uitsterfbeleid omdat deze slachtoffers van cultuurroof systematisch buitengesloten worden gehouden door een Woonwagenbeleid die niet mensenrechtenproof is en waarvoor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties eindverantwoordelijk is, om Gemeente hierop aan te spreken als mede van de goed informatie te voorzien.
Wanneer een Gemeente regionaal optrekt, mag een Gemeente bij het verlenen van een vergunning (schaarste) max 50% voorrang verlenen, maar zodra de Gemeente alleen lokaal gaat oppakken dan mag de Gemeente maar 25% voorrang toewijzen Artikel 14 Huisvestingwet lid 2 Het kan voorkomen dat er planlogies geen ruimte beschikbaar is op een bestaande locatie om meer standplaatsen aan te leggen, dan kan een Gemeente in overweging nemen bij een nieuwe locatie om voorrang te verlenen aan de mensen van een bestaande locatie. Echter is dit een zogenaamde 'kan' bepaling en Wettelijk mag dit niet!
9. Verplicht gasloze Woonwagens ?
Wist u dat Woonwagens helemaal niet verplicht direct van het gas af moeten ?
Nee ? ... NEE, DIT HOEFT ZEKER NIET!
Externe bureaus adviseren op het moment aan gemeenten, dat bij de ontwikkeling van nieuwe woonwagenlocaties de standplaatsen niet meer voorzien mogen zijn van gas en de Woonwagen verplicht gasloos moeten worden gebouwd.
De Wetgever heeft echter uitzonderingen gemaakt om deze beschermde woonvorm te ontzien om van het gas af te moeten. Gemeente hebben onder Artikel 10 lid 7 Gaswet de bevoegdheid om gebieden aan te wijzen waar aansluiting op het gastransportnet strikt noodzakelijk is door zwaarwegende redenen van het algemeen belang.
De mogelijkheden zijn aanwezig, om bij nieuwe woonwagenlocaties deze te voorzien van een gasaansluiting. Artikel 1 Wet Regeling gebiedsaanwijzing gasaansluitplicht zie letter c
Kortom: Gemeente kunnen bij bestuurlijke wil, woonwagenlocaties voorzien van een gasaansluiting en dit is onder andere geregeld in Artikel 2.1 lid 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
In het rapport van de 'Wegwijzer gemeentelijk woonwagen-en standplaatsen beleid' (VNG) staat aangegeven op pagina 63, dat het gasloos maken van woonwagens zeer kostbaar is, mede vanwege de korte afschrijftermijn vergeleken met reguliere woningen. Er wordt dan ook geadviseerd om een iets minder ambitieus tijdspad te kiezen voor woonwagens. Echter is dit een afweging die de Gemeente zelf moet maken en waarbij de bewoners dit helaas zelf moeten aangeven bij het College van B&W gezien externe bedrijven de kennis vaak niet in huis hebben en verkeerd beleid adviseren aan Gemeente, (punt 2 'weetje van de dag)
Bovenstaande informatie is tot De Rolleman gekomen door Woonwagen beleidsmakers Nederland en ik heb voor de volledigheid deze opgeslagen in onze documenten archief bij nr. 2. 'Gasaansluiting Woonwagens' echter wil ik hieraan toevoegen dat er vooralsnog een aantal fouten is staan, waarbij in bovenstaande tekst deze zijn gecorrigeerd.
10. Fair balance / Algemene belangen vs de belangen van de woonwagenbewoner
Vele woonwagenbewoners weten dat we beschermd zijn onder Artikel 8 EVRM, maar dit is niet vanzelfsprekend dat we ook direct bescherming krijgen. Artikel 8 EVRM beschikt namelijk over een lid nr. 2 waarin een woonwagenbewoner zijn bescherming kan verliezen wanneer een rechter van mening is, dat er geen sprake is van een zogenaamde inmenging in het privé leven en of het meest gehoorde excuus, (omdat er bijna altijd sprake is van inmenging in het privé leven) inmenging is toegestaan in het 'algemeen belang'
Hoewel De Rolleman van mening is dat een rechter niet bevoegd zou moeten zijn vanwege de vooroordelen die een rechter vaak heeft op het woonwagencultuur (hier wordt straks verder op in gegaan) is een rechter dit op het moment wel MAAR! is deze beperkter inzake woonwagenbewoning. (door de uitspraken van het EHRM) Het is al voorgekomen dat zelfs met een uitspraak/vonnis, de desbetreffende rechter een strafrechtelijke overtreding is begaan waardoor een woonwagenbewoner over is gegaan tot een aangifte. Artikel 429quater Sr en of Artikel 137g Sr
Maar wist u dat er een schema aanwezig is als zogenaamde hulpmiddel voor de fair-balance toets, om te bepalen of er een schending heeft plaatsgevonden op Artikel 8 EVRM? ... Jazeker!
Ik leg uit:
Artikel 8 EVRM. Recht op eerbiediging van privé-,familie en gezinsleven
Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Een inmenging in de door artikel 8 beschermde rechten kan worden toegestaan, wanneer de betreffende maatregel voldoet aan de cumulatieve vereisten van artikel 8, tweede lid, EVRM en met de daarover ontwikkelde jurisprudentie van het EHRM. De beoordeling van de rechtvaardigheid van de inmenging komt kort gezegd neer op het vaststellen of middels de maatregel een redelijk evenwicht (fair balance) is gevonden tussen de algemene belangen en de belangen van de woonwagenbewoner. (Zie schema fair balance toets)
Hoewel het EHRM in beginsel een ruime beoordelingsmarge toekent bij het bepalen van sociaal of economisch beleid, waaronder huisvestingsbeleid, is deze beperkter ten aanzien van woonwagenbewoning omdat 'the right at stake is crucial to the individual's effective enjoyment of fundamental or "intimate" rights [which] is the case in particular for Article 8 rights'.
Zeker in zaken aangaande woonwagenbewoning is dit begrijpelijk, nu het EHRM de woonwagen niet alleen kenmerkt als home, maar ook als integraal verbonden acht met de identiteit en traditie van woonwagenbewoners. Bovendien lijkt het EHRM extra aandacht te hebben voor de specifieke belangen van Roma, Sinti en woonwagenbewoners omdat het gaat om kwetsbare bevolkingsgroepen die regelmatig slachtoffer zijn van discriminatie, intolerantie en segregatie in Europa.(1)
(1) EHRM 17 oktober 2013, appl.no. 27013/07 (Winterstein/Frankrijk), par. 148 onder (). Zie ook Leijten 2015 (supra noot 30), p. 329
In Winterstein, (uitspraak van het EHRM), heeft het samengevat welke factoren van belang zijn voor het vinden van een dergelijk redelijk evenwicht.
- Het EHRM erkent dat procedurele waarborgen getroffen moeten worden (ernstige schade en onomkeerbaar waardoor zorgvuldig opgetreden dient te worden) door de overheid ten aanzien van de totstandkoming van beleid en individuele beslissingen. Dit betekent dat niet alleen de belangenafweging inhoudelijk redelijk hoort te zijn, maar ook dat het daaraan voorafgaande besluitvormingsproces dient te voldoen aan het vereiste van zorgvuldigheid. In het geval van uitzettingsmaatregelen (ontruiming) dienen deze eveneens te worden voorgelegd aan de rechter, die de proportionaliteit van de maatregel moet beoordelen waarin hij de aangevoerde argumenten van de woonwagenbewoner in detail onderzoekt en adequate redenen moet geven voor zijn besluit. Daarnaast is het van belang dat, wanneer uitzetting (middels ontruiming) nodig blijkt te zijn, bij de uitvoering gelet moet worden op onder andere de timing en wijze van ontruiming. Een andere belangrijke factor, zowel bij uitzettingsmaatregelen als bij het verlenen van omgevings- en bouwvergunningen, is of de overheid alternatieve huisvesting biedt.
- Het EHRM bij de inhoudelijk beoordeling van de noodzakelijkheid van een uitzettingsmaatregel (ontruiming) of een weigering van een vergunning, de legaliteit van de bewoning van bijzonder belang gevonden. De legaliteit of illegaliteit van de bewoning bepaalt in sterke mate de positie van de woonwagenbewoner. Deze is zwakker bij illegale bewoning omdat dit in strijd is met algemene belangen van de overheid, zoals die van openbare orde en ruimtelijke planning. Dit betekent echter niet dat de illegaliteit van de vestiging of bewoning zonder meer een reden is voor uitzetting, al zal het algemene belang hier wel een zwaarwegender rol spelen.
Algemene belangen versus de belangen van de woonwagenbewoner en de bevoegdheid van de rechter.
1, De Rolleman heeft inmiddels vele rechtszaken gevoerd waarin rechters zijn geweest die denigrerend als mede discriminerend gesproken hebben. Zo is het voorgekomen dat verschillende rechters de beschermde woonvorm vergeleken hebben met een tweede wereld oorlog, wagon en of erkende de woonvorm niet als een woonwagen maar als een villa. Vervolgens was dit niet genoeg en wilde deze overtuigingen opdringen aan de woonwagenbewoner om dit ook zo te erkennen.
1.1 Ook is het voorgekomen dat een rechter het wonen in familieverband niet wilt zien als een wezenskenmerk maar als een woonwens en dat de rechter dit ook graag wilde maar hiervoor ook niet in aanmerking komt. Dit als reactie op een gezaghebbende oordeel van het College voor de Rechten van de Mens die had geoordeeld dat het wonen in familieverband een onderdeel is van de culturele identiteit van de woonwagenbewoner.
1.2 De rechter(s) komen vaak gefrustreerd over wanneer het over woonwagenbewoning gaat en hebben na de mening van De Rolleman vooroordelen waardoor een rechter niet onafhankelijk kan gaan oordelen. De in acht genomen vormen worden vrijwel altijd geschonden als mede dat er sprake is van een vorm van bescherming vanuit het bestuur van de desbetreffende rechtbank of gerechtshof wanneer er klachten neergelegd worden. Klachten versturen naar bijvoorbeeld de Nationale Ombudsman heeft geen zin, gezien zij dit soort klachten niet mogen onderzoeken, waardoor rechters tijdens een zitting, genieten van een soort 'vrijplaatsen bescherming', waardoor deze vorm van institutionele racisme en etnisch profileren en onmenselijk behandelingen niet zal stoppen.
1.3 Pakketpolitie als mede de politie bij de meldkamer trekken zich niets aan van Wetgeving wanneer er sprake is van een melding, waarin een rechter op heterdaad ontdekt wordt van een strafbare feit. Zij genieten na de mening van De Rolleman van onschendbaarheid en kunnen ongestraft discrimineren ook al verteld de Wetgeving dat ook een rechter zich aan de Wet moet houden.
1.4 De Nederlandse overheden nemen vaak ook een negatieve houding aan wanneer het zaken betreft waarbij ze met deze bevolkingsgroepen moeten werken (of oordelen) Zo blijkt uit de ECRI-rapporten ten aanzien van Nederland, dat het Nederlands beleid zich voornamelijk richt op het nemen van veiligheidsmaatregelen (handhaving) en te weinig op het tegengaan van de marginalisatie (weinig aandacht) en discriminatie die deze groeperingen ondervinden.(2)
(2) ECRI-rapport 2013 (supra noot 3), par. 164-165; zie eveneens BMC-rapport 2012 (supra noot 12).
1.5 De Rolleman heeft een vergadering bijgewoond waarbij een mensenrechten advocaat van de stichting PILP strategisch procederen voor mensenrechten aanwezig is geweest. Tijdens deze vergadering werd er verteld dat ook deze stichting te maken heeft met rechters die voorzichtig zijn in hun uitspraken waardoor iemand geen goede uitspraak ontvangt ook al staat iemand in zijn recht. (recht hebben en recht krijgen) De Rolleman vond het schokkend om te moeten vernemen dat hier niets aan te doen is en eigenlijk iemand moet door procederen in de hoop een rechter te gaan treffen die recht wilt spreken.
Volgens Artikel 11 en 13 van de Algemene Bepalingen is een rechter verplicht 'regt' te spreken.(3)
(3) Artikel 13 Algemene Bepalingen: 'De regter die weigert regt te spreken, onder voorwendsel van het stilzwijgen, de duisterheid of de onvolledigheid der wet, kan uit hoofde van regtsweigering vervolgd worden'
1.6 Rechters zijn na de mening van De Rolleman dus zeer voorzichtig ook omdat hun meerdere bijvoorbeeld de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het zwaar kunnen krijgen wanneer er een jurisprudentie ligt waarop woonwagenbewoners door het land enig recht aan kunnen ontlenen.
Kortom wanneer er geen vooroordelen aanwezig zijn bij een rechter, dan is er voorzichtigheid geboden om niet persoonlijk geraakt te worden (baan kwijt raken) als mede een slechte werkomgeving krijgen, door bijvoorbeeld collega's die vooroordelen hebben.
1.7 Het advies van PILP:
'Ook de Nederlandse rechter zal de specifieke behoeftes van woonwagenbewoners in ogenschouw dienen te nemen bij zaken over woonwagenbewoning. De rechter kan daarmee deze bewustwordingsontwikkeling nog een zetje geven door zich uit zou spreken over de toepasselijke mensenrechtenstandaarden. Woonwagenbewoners worden immers vaak ook direct geraakt door het gemeentelijk woonwagenbeleid.'(4)
(4) het Woonwagenbeleid in Nederland vanuit Mensenrechtelijk Perspectief-Leonie Huijbers (punt nr.4) zie pagina nr. 416
1.7 Is een rechter de aangewezen persoon om een zogenaamde 'fair-balance' te doen (wanneer deze überhaupt gedaan wordt gezien rechters er niet van houden om hun nationale bevoegdheid te verliezen in een procedure) De Rolleman is van mening dat dit op het moment geen geschikte werkwijze is tenzij er een onafhankelijke persoon van bijvoorbeeld een mensenrechten organisatie aan zal schuiven die in dit soort zaken (woonwagenzaken) een zwaarwegende oordeel mag gaan geven zeker gezien de inhoud van de rapporten van het ECRI.
11. De gemeenteraad en het College van B&W hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid bij het naleven van de gelijke behandelingswetgeving.
Wist u dat naast een College van B&W, ook een gemeenteraad een verantwoordelijkheid heeft van het naleven van de gelijke behandelingswetgeving?
Jazeker!
Bij het vaststellen van een zogenaamde woonwagenbeleid moet er gekeken worden of er gelijk behandeld word als mede dat de wetgeving en de grondwet nageleefd is. Het College voor de Rechten van de Mens heeft in 2022 oordeelnummer 117 geoordeeld:
'Naar het oordeel van het College hebben de gemeenteraad en het College van B&W een gezamenlijke verantwoordelijkheid bij het naleven van de gelijkebehandelingswetgeving. Om die reden beschouwt het College hier de gemeente in haar geheel, als openbaar lichaam, als verweerster'
BRON: College voor de Rechten van de Mens 2022 oordeelnummer 117 (randnummer 1.6)
Bij gelijke behandeling betekend dit ook dat alle woonwagenbewoners betrokken zijn geweest met het opstellen van beleid enz.
12. Sociale huurstandplaatsen en sociale huurwoonwagen
Wist u dat ook woonwagenbewoners het recht hebben op sociale huur waaronder niet alleen op een sociale huurstandplaats maar ook om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoonwagen?
Nee?
Jazeker.
Gemeente in Nederland (een uitzondering daargelaten) worden tegenwoordig naar de mening van De Rolleman ingefluisterd door externe bedrijven (Punt nr. 2) om zo weinig mogelijk te doen voor woonwagenbewoners en dit tot grote tevredenheid van de zittende college's gezien dit het beste uitkomt voor de financiele belangen van een gemeente in kwestie ook al dan niet bewust, schenden zij hiermee de mensenrechten van de woonwagenbewoners.
De Nationale Ombudsman dhr Mr. Reinier van Zutphen heeft hierover gezegd en ik citeer:
'Van gemeenten hoor ik dat de woonvorm van woonwagenbewoners duur en lastig te realiseren is. Ik heb begrip voor de financiële en praktische uitdagingen. Maar geld mag geen obstakel zijn voor het nakomen van mensenrechten. Ik verwacht dat het onderzoek van BZK naar de kosten van standplaatsen gepaard gaat met voldoende middelen voor het realiseren van deze woonvorm. De overheid moet de door haar gedane toezeggingen nakomen'
Het is de hoogste tijd dat er nu echt meer standplaatsen voor woonwagenbewoners bijkomen. De ingewikkelde situatie op de woningmarkt mag geen excuus zijn om woonwagenbewoners zo lang achter te stellen. Voor de Rijksoverheid is het belangrijk om een regierol te nemen in het verzamelen en verspreiden van kennis, het faciliteren van gemeenten en het monitoren van de situatie' Einde citaat.
1. Sociale huurstandplaats: (zie punt nr. 5)
Iedereen heeft recht om in aanmerking te komen voor sociale huur in Nederland mits je aan de voorwaarden voldoet. Zie hiervoor de website van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Samenvattend: Om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning van een woningcorporatie, geldt een maximaal inkomen: Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB-inkomensgrens)
Gemeente / Woningcorporatie streven steeds meer naar een tactische benadering om toch een alternatieve uitsterfbeleid toe te passen. Dit heeft vele vormen waaronder het niet meer aanbieden van sociale huur maar dan erfpacht.
Definitie Erfpacht:
Erfpacht is een zakelijk recht dat een persoon de bevoegdheid geeft om een onroerende zaak die van iemand anders is, zoals bouwgrond in bezit van de gemeente, te houden en te gebruiken. De persoon aan wie dit recht gegeven wordt, wordt ook wel de erfpachter genoemd.
Hiermee ''koopt'' de woonwagenbewoner de standplaats, maar kan deze niet direct verkopen gezien gemeente of woningcorporatie ook akkoord moeten gaan aan wie de standplaats moet worden ''verkocht'' en het onderhoud komt voor de eigenaar van de standplaats (gemeente of woningcorporatie) te vervallen. (Win win dus voor de eigenaar)
Door deze constructie zal een sociaalhuur zoekende nooit hiervoor in aanmerking kunnen komen waardoor het onmogelijk word gemaakt om het cultuur voor te zetten, in en buiten de hechte familiebanden.
Door deze constructie kan ook een woonwagenbewoner met voldoende inkomen niet in aanmerking komen voor een lening bij de Bank om bijvoorbeeld een woonwagen aan te schaffen omdat deze constructie geen garantie zekerheid bied voor een Bank om de lening te verstrekken. Gemeente en of woningcorporaties willen vaak deze voorwaarden ook niet aanpassen gezien dit is vastgesteld in een beleid van de gemeente om de standplaats alleen te verkopen aan woonwagenbewoners op die bewuste locatie (Familiebanden)
2. Sociale huurwoonwagen:
Gemeente of woningcorporaties (uitzondering daargelaten) zijn in de veronderstelling dat er een beleidskeuzevrijheid bestaat om niet te voorzien in een sociale huurwoonwagen wanneer zij een sociale huurwoonwagenstandplaats aangeboden hebben.
De Rolleman is het hier nadrukkelijk zeer zeker niet mee eens gezien je niet kan wonen (in) een woonwagenstandplaats, maar alleen (op) een woonwagenstandplaats (in) een woonwagen. Huisvesting kan ook alleen plaatsvinden in een woning (Woonwagen) en niet op een veredelde parkeerplek (Standplaats)
De WoningWet als mede de HuisvestingsWet, vertellen precies hetzelfde.
WoningWet:
a. woning met de daarbij behorende grond of het daarbij behorende deel van de grond; woonwagen, zijnde een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, en
b.
standplaats, zijnde een kavel die is bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig
zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van gemeenten kunnen worden
aangesloten.
HuisvestingsWet:
l. woonruimte:
1°besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden, en
2° standplaats.
Bovenstaande word inhoudelijker ingegaan door het indrukken van deze link. Huisvestingswet/woningwet.
__________________________________________________________________________
Gemeente / Woningcorporaties, vinden het te duur, om te voorzien in sociale huurwoonwagens (uitzondering daargelaten) en zetten op het moment sociale huurders -woonwagenbewoners onder druk door erbij te vertellen wanneer het huurovereenkomst moet worden gesloten dat zij binnen een x termijn een woonwagen hierop geplaats moeten hebben die ook nog eens moet voldoen aan de huidige wet en regelgeving middels een omgevingsvergunning.
Vanzelfsprekend kan een woonwagenbewoner die in aanmerking komt voor sociale huur onder de DEAB-Inkomensgrens, niet voorzien in een eigendomswoonwagen met bijbehorende vergunning en de kosten als mede transport en plaatsing van de woonwagen op de standplaats of kan in aanmerking komen voor een lening bij een Bank. De woonwagenbewoner word gedwongen om de standplaats aan zich voorbij te laten gaan en moet noodgedwongen (door geen keus te hebben) het woonwagenleven opgeven. (Uitsterfbeleid)
In het oordeel van het CRM, d.d. 14 februari 2019, oordeelnummer 2019-7, r.o. 6.3 legt het CRM uit dat het: 'uitgangspunt bij de toepassing van artikel 7a AWGB betekent dat voor woonwagenbewoners en voor personen die wachten op een sociale huurwoning in een zo gelijkwaardig mogelijk aanbod van woonruimte moet worden voorzien'
Na de mening van De Rolleman schenden de gemeente en woningcorporaties hierin de mensenrechten van woonwagenbewoners als mede dat er sprake is van schending van de Nationale Wetgeving door de financiële verplichtingen af te schuiven naar een kwetsbare erkende minderheidsgroep. 'geld mag geen obstakel zijn voor het nakomen van mensenrechten' Aldus de Nationale Ombudsman.
Het College voor de Rechten van de Mens, zegt hierover het volgende:
'Op een gemeente rust op grond van verschillende mensenrechtennormen, waaronder artikel 8 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM), een positieve verplichting (1). Om het wonen volgens de culturele tradities van woonwagenbewoners mogelijk te maken. Het College geeft verweerder in het licht mee om zodanig beleid op te stellen dat woonwagenbewoners ook de mogelijkheid wordt geboden om een woonwagen te huren.
1. Bij positieve verplichtingen moeten de autoriteiten van de staat juist actief maatregelen treffen om de rechten uit het verdrag te waarborgen.
Vanuit mensenrechtenperspectief is het een logische stap voor gemeente om in ogenschouw te nemen
dat als een woonwagenbewoner niet de middelen heeft om een woonwagen te kopen, of geen lening
kan krijgen, alsook als een eigen woonwagen van minderbemiddelde woonwagenbewoners niet langer
bewoonbaar is, er in de praktijk een mogelijkheid voorhanden is om alsnog in aanmerking te komen
voor een huurwoonwagen'
3. Is het mogelijk voor gemeente om een lening te krijgen via het rijk, voor sociale huurwoonwagens aan te schaffen?
Er is wel een lening mogelijk voor een woonwagen, aangezien een woonwagen gezien wordt als een woongelegenheid in de wet. Dit is op grond van hoofdstuk 5-verstrekking van geldelijke steun uit de rijks kas. Woningwet Artikel 81
Maar ook via 'Regeling leningen huurwoonwagens ten behoeve van toegelaten instellingen'
Verder is er in het Rijks programma een 'thuis voor iedereen' geld beschikbaar gesteld om gemeente te ondersteunen bij het realiseren van de woonvorm.
'Het realiseren van woonruimte voor aandachtsgroepen is vaak financieel minder aantrekkelijk dan het bouwen van reguliere woningen. Daarom is er €100 miljoen beschikbaar (in verschillende tranches) voor gemeenten om de realisatie van deze woningen te ondersteunen. → Het ministerie van BZK/VRO opent in 2022 een nieuwe tranche voor de huisvestingsregeling aandachtsgroepen.
Op basis van de gemiddelde bijdrage van de vorige regeling van 5.000 euro per
woonruimte kunnen er in totaal 20.000 woonruimtes gerealiseerd worden voor aandachtsgroepen.
De huidige regeling wordt op dit moment geëvalueerd. Dit kan tot bijstelling van het aantal te realiseren
woonruimtes leiden, gegeven het budget. Het gaat hier om woonruimtes voor statushouders, dak- en
thuisloze mensen, studenten, arbeidsmigranten, woonwagenbewoners en spoedzoekers'
Bron: Rijks programma een 'thuis voor iedereen'
Kortom, er zijn mogelijkheden wanneer de wil hiervoor ook aanwezig is!
13. Wachtlijsten
De Rolleman is op de hoogte van het feit dat er gemeente (mede door de werknemers van externe bedrijven, de zogenaamde ''experts op woonwagen gebied'') in de veronderstelling zijn, dat de wachtlijsten na 2003 zijn komen te vervallen door een beëindiging van een voorrangsregeling. Dit is onjuist!
De Minister heeft kort gezegd, dat na het vervallen van de woonwagenwet. De voorrangsregeling (en de wachtlijsten) moet worden voortgezet door de gemeente zelf! vanwege de deconcentratie van de woonwagencentra in Nederland. De verantwoordelijkheid komt niet meer bij de Minister te liggen, maar bij gemeente die overigens woonwagenbeleid moet integreren in het reguliere woonbeleid.
Kortom: Gemeente moeten de oude wachtlijsten honoreren en gebruiken bij toewijzing en de zogenaamde nieuwe peildatum dat gebruikt wordt, namelijk 2018 vanwege het landelijk woonwagenbeleidskader is onjuist.
Zie bron: Regeling - Verdeling standplaatsen; beëindigen voorrangsbepalingen Huisvestingswet - BWBR0014544 (overheid.nl)
En of, Pdf document met uitleg van De Rolleman. (Zie nr. 2)
WACHTJAREN GEDWONGEN OP TE GEVEN JA OF NEE:
Als iemand jarenlang wachtjaren heeft opgebouwd en vervolgens wordt verplicht die op te geven door een beleidswijziging, kan dat gezien worden als een inbreuk op eigendomsrechten en rechtszekerheid. Dit raakt aan artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (bescherming van eigendom) en het vertrouwensbeginsel in het bestuursrecht. Kortom, er is een juridische basis is om het aan te vechten. Dit zou kunnen vallen onder schending van het recht op gelijke behandeling en eerlijke toegang tot huisvesting.
Juridische analyse
Rechtszekerheid & Vertrouwensbeginsel
- Als iemand jarenlang wachtjaren opbouwt met de verwachting dat dit recht blijft bestaan, en de gemeente of woningcorporatie besluit die wachtjaren ongeldig te maken, dan kan dat in strijd zijn met het vertrouwensbeginsel.
- Dit beginsel houdt in dat de overheid niet zomaar rechten mag intrekken als mensen hierop vertrouwd hebben.
Schending van het eigendomsrecht (artikel 1 EP EVRM)
- Hoewel wachtjaren geen "eigendom" in de klassieke zin zijn, kunnen ze worden gezien als een verworven recht.
- Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) kunnen opgebouwde rechten onder de bescherming van eigendom vallen als ze economische waarde hebben.
Discriminatie & Gelijke behandeling (artikel 14 EVRM + artikel 1 Grondwet)
- Als het intrekken van wachtjaren bepaalde groepen onevenredig treft (bijv. woonwagenbewoners die afhankelijk zijn van standplaatsen), kan dit neerkomen op discriminatie.
- Er zou aangetoond moeten worden dat deze beleidswijziging bepaalde groepen benadeelt zonder een legitieme rechtvaardiging.
Europees Sociaal Handvest & Mensenrechten
- Artikel 31 van het Europees Sociaal Handvest erkent het recht op huisvesting. Het ongeldig maken van opgebouwde wachtjaren kan hiermee in strijd zijn als het de toegang tot huisvesting belemmert.
Zoals het EHRM in vaste jurisprudentie heeft bepaald, moeten individuen
'praktisch en effectief' genot hebben van hun rechten; deze mogen dus niet slechts 'theoretisch en illusoir' zijn.1
(1)Een steeds terugkerende uitleg van het EHRM dat het EVRM bedoeld is om rechten te garanderen die praktisch en effectief zijn en niet theoretisch en illusoir, zie o.a. EHRM 9 oktober 1979, appl.no. 6289/73 (Airey/Ierland),par. 24.
Wat kun je doen?
Bezwaarschrift indienen
- Als jij (of iemand anders) hierdoor gedupeerd wordt, kun je een bezwaarschrift indienen bij de gemeente of woningcorporatie.
- Argumenteer op basis van bovenstaande mensenrechten en nationale wetgeving.
Klacht indienen bij het College voor de Rechten van de Mens
- Dit college kan beoordelen of er sprake is van discriminatie of een schending van mensenrechten.
Juridische stappen ondernemen
- Als het bezwaar wordt afgewezen, kun je naar de bestuursrechter stappen en eventueel naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) als nationale rechtsmiddelen uitgeput zijn.
Als het college van burgemeester en wethouders (B&W) al een besluit heeft genomen, dan zijn er nog steeds juridische mogelijkheden om hiertegen op te komen. Hieronder leg ik uit wat je kunt doen:
1. Bezwaar mogelijk?
Ja, als het besluit door het college van B&W is genomen en het een besluit betreft in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dan is bezwaar nog steeds mogelijk. Dit moet binnen 6 weken na de bekendmaking van het besluit worden ingediend.
Let op:
- Het besluit moet schriftelijk en formeel aan de betrokkenen zijn bekendgemaakt.
- Alleen belanghebbenden kunnen bezwaar maken.
2. Indien de bezwaartermijn is verstreken
Als de 6 weken al voorbij zijn, kun je nog kijken naar:
- Verzoek om herziening als er nieuwe feiten of omstandigheden zijn.
- Beroep bij de bestuursrechter als bezwaar is afgewezen.
- Klacht indienen bij het College voor de Rechten van de Mens of zelfs naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) stappen.
3. Is bezwaar de beste weg?
Ja, meestal is bezwaar de eerste stap omdat:
- Het college van B&W het besluit kan heroverwegen zonder dat je direct naar de rechter hoeft.
- Het vaak sneller en goedkoper is dan een rechtszaak.
- Het de kans biedt om een constructieve oplossing te vinden.
Politie aangifte
Zoals bovenstaand beschreven, kan er sprake van van discriminatie als mede van een schending van de gelijkheid van de rechten van de mens, de fundamentele vrijheden op, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven wanneer deze teniet worden gedaan of aangetast. Hierdoor is er een mogelijk om politie aangifte te doen middels onderstaande artikelen.
Download hieronder uw concept politie aangifte
Artikel 137g
1. Hij die, in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf personen opzettelijk discrimineert wegens hun ras, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
2. Indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen wordt gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie opgelegd.
Artikel 429quater
1. Hij die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf personen discrimineert wegens hun ras, hun godsdienst, hun levensovertuiging, hun geslacht of hun hetero- of homoseksuele gerichtheid wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de derde categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij wiens handelen of nalaten in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf zonder redelijke grond, ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat ten aanzien van personen met een lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast
14. Waar kunnen Gemeente terecht voor het inwinnen van kennis inzake het woonwagencultuur? (Standplaatsen/woonwagen enz)
Waar kan een gemeente kennis inwinnen inzake het woonwagencultuur, denk dan aan standplaatsen, woonwagens, locaties, behoefte onderzoeken enz en dit wanneer voor een extern bedrijf niet gekozen wordt gezien dit niet is toegestaan volgens het kader verdrag van minderheden.
De Nationale Ombudsman dhr Mr. Reinier van Zutphenheeft hierover gezegd en ik citeer:
Het is de hoogste tijd dat er nu echt meer standplaatsen voor woonwagenbewoners bijkomen. De ingewikkelde situatie op de woningmarkt mag geen excuus zijn om woonwagenbewoners zo lang achter te stellen. Voor de Rijksoverheid is het belangrijk om een regierol te nemen in het verzamelen en verspreiden van kennis, het faciliteren van gemeenten en het monitoren van de situatie'
Einde citaat.
Kortom: Gemeente kunnen bij de Rijksoverheid terecht, gezien het Ministerie verdragsrechtelijk verantwoordelijk is, voor zijn gedane toezeggingen.
15. Huisvestingswet - Woningwet
Voldoet een gemeente, in huisvesting van woonwagenbewoners wanneer er enkel een kavel/standplaats aangeboden wordt, in verplaats een woonwagen? Veel gemeente zijn het hierover eens, (uit eigen belangen) dat het aanbieden van een kavel/standplaats voldoende is om aan de wetgeving te hebben voldaan.
In de woningwet artikel 1, staat de volgende tekst:
woongelegenheid:
a. woning met de daarbij behorende grond of het daarbij behorende deel van de grond;
b. woonwagen, zijnde een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, en
c. standplaats, zijnde een kavel die is bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
woonruimte:
1°besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden, en
2°standplaats
(Nu zijn er ook teksten aanwezig wat de definitie is van een woonwagen, echter om overzicht te houden zal hier straks op terug gekomen worden)
Het is nu duidelijk dat een woonwagen gezien wordt als een woongelegenheid/woonruimte. Echter door de tekst, 'en' erbij te vermelden wordt een standplaats ook gezien als een woongelegenheid/woonruimte en gemeente vinden dat zij kunnen kiezen welk van de twee invulling gegeven kan gaan worden.
Zijn er teksten, jurisprudentie aanwezig dat duidelijker maakt dat het wonen in een woonwagen, voorgaat op een standplaats?
Uit welke kenmerken bestaat de culturele identiteit van woonwagenbewoners die beschermd moeten worden?
De woonvorm, in woonwagens, en in nauw sociaal- en familieverband wonen, zijn wezenlijke kenmerken van de te beschermen culturele identiteit van woonwagenbewoners.
BRON: Advies van het CRM aan de Minister van BZK 28 Mrt 2018, pagina nr. 5
Woonvorm:
Op grond van internationale jurisprudentie is het beschermwaardige en onderscheiden
'eigene' van woonwagenbewoners hun mobiele woonvorm, de woonwagen. Het wonen in,
en rond een woonwagen, is integraal onderdeel van de traditionele leefwijze en cultuur
van woonwagenbewoners. Jurisprudentie van het EHRM ondersteunt dit kenmerk.16
16 EHRM, 25 September 1996, appl. No. 20348/92 (Buckley/Verenigd Koninkrijk):
"(W)hat was in issue was a traditional way of life. This way of living includes not only the right to
have a certain kind of home but also the right to maintain identity as a Gypsy and lead a life in
accordance with that tradition. The Court held that Article 8 implied positive state obligations to
facilitate the Gypsy way of life.
Ook in het recht op culturele aanvaardbaarheid van huisvesting kan juridische
ondersteuning worden gevonden voor het kenmerk 'woonvorm' als karakteristiek voor de
culturele identiteit van woonwagenbewoners. Het gaat hier om culturele toereikendheid
van huisvesting: "Housing is not adequate if it does not respect and take into account the
expression of cultural identity."™ Artikel 11 (1) van het Verdrag inzake economische sociale en culturele rechten (IVESCR) regelt het recht op adequate huisvesting. Het Comite
heeft overwogen dat dit recht ook 'adequate huisvesting' in culturele zin inhoudt.19
19 CESCR, General Comment No. 4: The right to Adequate Housing (Art. 11 (1) of the Convenant, 13
dec. 1991 , Document E/1992/23). "The way housing is constructed, the building materials used
and the policies supporting these must appropriately enable the expression of cultural identity and
diversity of housing (..) itshould ensure that the cultural dimensions of housing are not sacrificed
Samengevat zijn de woonvormen (woonwagen) het leven in nauw sociaal- en familieverband, (Op een standplaats, bij elkaar) de twee
meest wezenlijke kenmerken van de te beschermen culturele identiteit van
woonwagenbewoners.
BRON: Advies van het CRM aan de Minister van BZK 28 Mrt 2018, pagina nr. 12
MAAR! De woonwagen is zeker de vereisten en kan niet bestaat zonder een standplaats! en dit wordt ook ondersteund.
Het EHRM heeft geoordeeld, dat de reikwijdte van het begrip woning niet onbeperkt is. Het Europese Hof merkt bijvoorbeeld een stuk land (standplaats/kavel) waarop een toekomstige woning wordt gebouwd niet als woning aan. (1)
1. Zie EHRM 18 december 1996 (Loizidou t. Turkije). Zie ook EHRM 24 november 2009, EHRC 2010, 31 m. nt. N.R. Koffeman (Friend
e.a. t. VK
De civiele burgerlijke rechter heeft geoordeeld, ECLI_NL_RBDHA_2019_76, dat en ik citeer: 'Het woonwagenleven is dermate specifiek dat eenzelfde woongenot voor woonwagenbewoners alleen mogelijk is in een woonwagen' Hier wordt duidelijk dat het wonen in een woonwagen betreft en niet, in een standplaats. (kan ook niet) Het is dan ook naar de mening van De Rolleman duidelijk geworden dat de wetgeving achterhaald is door nationale jurisprudentie en huidige maatschappelijke ontwikkelingen en de woningwet/huisvestingswet, zeer zeker het in strijd is met de juridisch bindende uitspraken van het EHRM.
Artikel 1 Gw verteld:
'Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan'
De Nederlandse Grondwet erkent in artikel 1 het recht op gelijkheid en het beginsel van non-discriminatie. De gelijkebehandelingswetgeving werkt dit beginsel uit. Het verbiedt het maken van onderscheid op wezenlijke eigenschappen van de persoonlijke identiteit. De gedachte van de wetgever is hierbij geweest om achterstelling van personen vanwege identiteitsbepalende persoonskenmerken tegen te gaan. Het uitsluiten om een dergelijke reden van betrokkenen van deelname aan het maatschappelijk leven vormt een inbreuk op de menselijke waardigheid en moet daarom worden verboden.26
26 Kamerstukken II 1990/91, 22014, nr. 3, p. 2
Het doel van deze wetgeving is daarmee bescherming te bieden tegen discriminatie. Daarnaast heeft deze wetgeving tot doel het bieden van rechtszekerheid en duidelijkheid. Bescherming tegen discriminatie, en het waarborgen van de rechtszekerheid en duidelijkheid zijn dus leidende uitgangspunten voor beleid en regelgeving, ook bij het te vormen beleid inzake standplaatsen voor woonwagenbewoners.
Het gelijkheidsbeginsel brengt met zich mee dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld en ongelijke gevallen ongelijk, naar de mate van ongelijkheid. Volgens vaste rechtspraak van het HvJ EU is er sprake van discriminatie wanneer verschillende regels worden toegepast op vergelijkbare situaties of wanneer dezelfde regels worden toegepast op verschillende situaties. Dat laatste aspect, ook wel aangeduid als het materiele gelijkheidsbeginsel, brengt met zich mee dat op een positieve wijze recht moet worden gedaan aan verschillen tussen (groepen) mensen, dat deze verschillen worden onderkend en niet genegeerd. Soms zijn gevallen zodanig ongelijk, dat zij op ongelijke wijze moeten worden behandeld om strijd met het gelijkheidsbeginsel te vermijden. Ongelijke behandeling is in zo'n ongelijk geval gerechtvaardigd en zelfs wenselijk.27
27 Zie J. Gerards in noot bij EHRM 18 januari 2001, appl.no. 222338/95, nr. 73 (Chapman/Verenigd
Koninkrijk), 7, r.o. 95, p. 18-19, "Rechten van minderheden (zigeuners): vergunning voor plaatsen
woonwagen: priveleven", AB 2003, 32.
Hieruit volgt de
noodzaak van gedifferentieerd beleid voor woonwagenbewoners ten opzichte van personen
op de reguliere woningmarkt, juist vanwege de specifieke woonbehoefte van
woonwagenbewoners.28
28 Zie ook noot J. Gerards bij EHRM 18 januari 2001 (Chapman/Verenigd Koninkrijk)
Het College heeft diverse malen, in navolging van de jurisprudentie van het EHRM, geoordeeld dat woonwagenbewoning een essentieel onderdeel is van de woonwagencultuur.29
29 EHRM 18 januari 2001, appl.no. 222338/95, nr. 73 (Chapman/Verenigd Koninkrijk); EHRM 17oktober 2013,
nr. 27013/07 (Winterstein e.a./ Frankrijk), par. 142.
Daarnaast geldt er een positieve verplichting voor de overheid om de woonvorm in woonwagens en het leven in familieverband te faciliteren en te beschermen.
BRON: Advies van het CRM aan de Minister van BZK 28 Mrt 2018, pagina nr. 15
Kortom, naar de mening van De Rolleman is er zeker een probleem aanwezig waarbij primair gemeente in Nederland, onterecht in de veronderstelling zijn, te voldoen aan de (nationale)wetgeving wanneer er enkel een standplaats aangeboden wordt, in verplaats een woonwagen(woning) gezien de tekst, 'en standplaats' in de woningwet/huisvestingswet.
Definitie woonwagen
Het is tot op heden vreemd, dat er nog steeds onduidelijkheden aanwezig zijn wat nu precies de definitie van een woonwagen is. Zo stelt bijvoorbeeld de burgerlijk wetboek 7,
'Onder woonwagen wordt verstaan een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats, in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 5.1 lid 2 aanhef en onder a van de Omgevingswet is verleend'
De Rolleman zet vraagtekens bij de tekst, 'gebouw' gezien de definitie van een gebouw is en ik citeer: 'Onder een gebouw wordt op grond van artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet verstaan elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.' Hier staat niet bij dat het verplaatsbaar is zoals dit wel het geval is bij een woonwagen. De definitie van een woonwagen is dan ook fundamenteel anders en woonwagenbewoners zien een woonwagen dan ook als een onderdeel van hun culturele identiteit waar de wielen een essentiële onderdeel van is. Zonder de wielen is het geen woonwagen maar spreken de woonwagenbewoners van een huis!
Dit wordt ondersteund in het rapport van Dr. Dominic Teodorescu 'Van uitsterf- naar uitstelbeleid - Woonwagenbewoner zoekt nog steeds standplaats' Waarin bovenstaande ook ter sprake komt, zie bladzijde nr. 19.
'Zo zijn wielen nog altijd niet verplicht bij de bouw van nieuwe woonwagens en dat is veel woonwagenbewoners een doorn in het oog. Zolang die wielen niet geborgd zijn, is de zorg dat de 'verstening' en verdere 'verchaletering' van woonwagencentra doorgaat en de doelgroep verleid blijft worden met gunstige hypotheek- en huurmogelijkheden. Veel woonwagenbewoners stellen dat wielen niet enkel een functionele rol vervullen, maar ook een belangrijk onderdeel zijn van de identiteit en het erfgoed van de woonwagenbewoners'
'Erken de woonvorm van woonwagenbewoners en torn hier niet langer aan.
2. Leg de woonvorm vast in het Bouwbesluit (Besluit bouwwerken leefomgeving) en
leg daarbij vast dat woonwagens wielen hebben. Daardoor is het voor alle partijen
duidelijk wat een woonwagen betreft en behoren (door woonwagenbewoners als
discriminerend ervaren) verkenningen naar woonvorminnovaties tot het verleden'
Bron: Dr. Dominic Teodorescu 'Van uitsterf- naar uitstelbeleid - Woonwagenbewoner zoekt nog steeds standplaats' bladzijde nr. 27