Welkom op deze afdelingspagina

Fijn dat u deze afdeling bezoekt. Via het menu aan de linkerkant van de pagina kunt u — door op het pijltje te klikken naast 'Ministerie van VRO' de verschillende hoofdstukken openen en het onderwerp kiezen dat u zoekt. U kunt er ook voor kiezen op op deze pagina te blijven en in onderstaande hoofstukken te scrollen om informatie in te winnen.

Wij wensen u veel succes en helderheid bij het doornemen van de informatie. Heeft u vragen over de inhoud of over het gebruik van deze website? Neem dan gerust contact met ons op via de contactgegevens onderaan de pagina. Wij staan klaar om u verder te helpen


Taken van het Ministerie van VRO

Het ministerie werkt aan de basis van onze samenleving: wonen en ruimte. De belangrijkste taken zijn:

  • Volkshuisvesting: zorgen dat er voldoende betaalbare en passende woningen zijn. Dit omvat het aanpakken van de woningnood, het stimuleren van woningbouw en het verbeteren van huur- en koopvoorwaarden.

  • Ruimtelijke ordening: verdelen en plannen van de schaarse ruimte in Nederland. Denk aan woningbouw, infrastructuur, natuur en landbouw, zodat alles in balans blijft.

  • Verduurzaming: bevorderen van energiezuinige en klimaatbestendige woningen en gebouwen. Het ministerie stimuleert renovatie, isolatie en duurzame energievoorzieningen.

  • Wet- en regelgeving: ontwikkelen van wetten en beleidskaders, zoals de Wet betaalbare huur en het Beleidskader woonwagen- en standplaatsenbeleid, die gemeenten en corporaties richting geven.

  • Rijksvastgoedbeheer: via het Rijksvastgoedbedrijf beheert het ministerie gebouwen en terreinen van de rijksoverheid, zoals kantoren, musea en rechtbanken.

1. Van uitsterf- naar uitstelbeleid:                                                        woonwagenbewoner zoekt nog steeds standplaats

Dit verkennend onderzoek Van uitsterf- naar uitstelbeleid: woonwagenbewoner zoekt nog steeds standplaats is in opdracht van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR), onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) uitgevoerd. Het onderzoek is opgezet om inzicht te geven in de oorzaken van het aanhoudende tekort aan standplaatsen voor woonwagenbewoners, de mate waarin dit tekort samenhangt met discriminatie en uitsluiting, en welke maatregelen nodig zijn om de mensenrechtelijke verplichtingen van de Nederlandse overheid na te komen.

De aanleiding is dat woonwagenbewoners, ondanks het beleidskader van 2018 dat hun culturele identiteit zou moeten beschermen, nog steeds nauwelijks nieuwe standplaatsen zien gerealiseerd. Jongeren hebben daardoor geen uitzicht op een eigen plek en ervaren dit als voortzetting van discriminatie en uitsluiting. Het onderzoek plaatst deze situatie in een historisch perspectief van een eeuw antiziganisme en territoriale stigmatisering, en laat zien dat het huidige beleid in de praktijk vaak neerkomt op uitstel in plaats van daadwerkelijke erkenning en uitvoering.

2. Een thuis voor iedereen 

Het programma Een thuis voor iedereen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is opgezet om kwetsbare groepen op de woningmarkt structureel beter te huisvesten. Naast dak- en thuislozen, statushouders, arbeidsmigranten en studenten worden ook woonwagenbewoners expliciet genoemd als aandachtsgroep. Voor hen is de woonwagen niet zomaar een woning, maar een erkend onderdeel van hun culturele identiteit.

Juist deze groep heeft decennialang te maken gehad met uitsterfbeleid en structurele achterstelling. Het tekort aan standplaatsen is groot en jongeren groeien vaak op zonder uitzicht op een eigen plek. Daarmee wordt hun cultuur en manier van samenleven direct bedreigd. Het programma erkent dat dit niet langer kan: woonwagenbewoners moeten dezelfde toegang krijgen tot passende en betaalbare huisvesting, waarbij hun woonvorm wordt gerespecteerd en beschermd.

Door gemeenten te verplichten woonzorgvisies op te stellen en verordeningen te maken voor aandachtsgroepen, wordt ook de behoefte van woonwagenbewoners zichtbaar gemaakt en vastgelegd. Het streven naar een evenwichtige verdeling van sociale huurwoningen en het wettelijk ingrijpen bij gemeenten die zich blijven onttrekken aan hun verantwoordelijkheid, biedt een kader om eindelijk structureel recht te doen aan woonwagenbewoners.

3. Beleidskader woonwagen- en standplaatsenbeleid 2018

Beleidskader woonwagen- en standplaatsenbeleid

In 2018 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een nieuw beleidskader opgesteld voor gemeenten en woningcorporaties. Dit kader kwam er nadat het eerdere beleid – dat sinds de intrekking van de Woonwagenwet in 1999 gold – niet langer voldeed en door instanties als het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale Ombudsman als discriminerend werd beoordeeld.

Het beleidskader erkent dat woonwagenbewoners een eigen culturele identiteit hebben die bescherming verdient. Gemeenten en corporaties moeten daarom beleid voeren dat deze identiteit respecteert en voldoende ruimte biedt voor het woonwagenleven. Uitgangspunt is dat woningzoekende woonwagenbewoners binnen een redelijke termijn kans moeten hebben op een standplaats. Het afbouwen of laten verdwijnen van standplaatsen is niet toegestaan zolang er behoefte bestaat.

Kernpunten van het beleidskader

  • Gemeenten stellen woonwagenbeleid vast als onderdeel van hun volkshuisvestingsbeleid.

  • De behoefte aan standplaatsen moet actief worden geïnventariseerd en opgenomen in woonvisies en prestatieafspraken.

  • Woningcorporaties dragen zorg voor de huisvesting van woonwagenbewoners met een laag inkomen.

  • Het beleid moet discriminatie voorkomen en rechtszekerheid bieden.

  • Communicatie en betrokkenheid van woonwagenbewoners bij beleidsvorming zijn essentieel.

Doel;

Het beleidskader moet een einde maken aan het uitsterfbeleid en zorgen voor duidelijkheid, rechtszekerheid en respect voor de woonwagencultuur. Gemeenten krijgen hiermee concrete bouwstenen om lokaal beleid te ontwikkelen dat aansluit bij mensenrechten en de specifieke woonbehoefte van woonwagenbewoners.

4. Woonwagenbewoners in Nederland 2011 (LET OP! - verouderd) 

LET OP! Onderstaande onderzoeksrapport is niet meer in lijn met huidige wetgeving, algemene ontwikkelingen en of jurisprudentie.

Het onderzoek Woonwagenbewoners in Nederland 2011 is uitgevoerd door BMC in opdracht van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De Tweede Kamer had om een actueel beeld gevraagd van de situatie van woonwagenbewoners na de intrekking van de Woonwagenwet in 1999, toen gemeenten volledig verantwoordelijk werden voor het woonwagenbeleid.

Het rapport geeft een genuanceerd beeld van het leven op woonwagencentra. Sommige centra functioneren goed en zijn een positief voorbeeld van samenleven, terwijl andere kampen met ernstige problemen zoals armoede, werkloosheid, slechte scholingskansen en soms ook criminaliteit. De onderzoekers constateren dat gemeenten en professionals deze problemen vaak niet goed in beeld hebben of ervoor wegkijken, waardoor misstanden kunnen voortbestaan.

De centrale boodschap is dat gemeenten hun verantwoordelijkheid moeten nemen en niet langer mogen wegkijken. Verbetering vraagt om een integrale aanpak: investeren in scholing, werk, inkomen en sociale ondersteuning, en het voeren van proactief beleid in samenwerking met bewoners. Alleen zo kan de positie van woonwagenbewoners duurzaam worden verbeterd en kan hun culturele identiteit worden beschermd.

5. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties discrimineert  

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties discrimineert door in de handreiking 'werken aan woonwagenlocaties' een 'nuloptie' te geven.

5.1 De handreiking is niet slechts een document in het kader van de handhaving, zoals verweerder (Ministerie van BZK) betoogt. Zij gaat wel degelijk ook over woonwagenbeleid. Verweerder (Woonwagen Vereniging) noemt in de handreiking vijf beleidsopties. De eerstgenoemde is de nuloptie, die neerkomt op het voeren van uitsterfbeleid. Dat is discriminerend in zijn consequenties omdat daarmee woonwagenbewoning geheel verdwijnt. De tweede variant, afbouwbeleid, houdt in het substantieel verminderen van woonwagenbewoning tot een kleine 'kernvoorraad'. Ook dit beleid is discriminerend, omdat dit het karakter van de woonwagencultuur aantast. ... De derde variant is het woonvisiebeleid. Daarbij worden woonwagenbewoners gelijkgesteld aan 'andere woningzoekenden', waarmee de vraag naar een woonwagenstandplaats wordt aangemerkt als slechts een 'woonwens'. Daarmee heeft dit beleid een discriminerend effect.

5.5 Het College is van oordeel dat verweerder (Ministerie van BZK) 'met de handreiking' (werken aan woonwagenlocaties) huisvestingsbeleid heeft gemaakt in de zin van artikel 7a AWGB. De handreiking is weliswaar opgesteld in het kader van de handhaving, maar de inhoud ervan strekt verder. In het document is nadrukkelijk en concreet huisvestingsbeleid geformuleerd voor woonwagenbewoning. Het College is daarmee bevoegd om de voorgelegde vraag te toetsen aan artikel 7a AWGB. Daaraan doet niet af dat de handreiking niet de status heeft van een ministerieel besluit of AMvB. Ten overvloede wijst het College er op dat de handreiking ruim tien jaar lang als document heeft gegolden voor gemeenten om huisvestingsbeleid voor woonwagenbewoners te formuleren. Gemeenten konden en mochten daarbij aan de handreiking een zeker gezag toekennen, omdat verweerder voorheen verantwoordelijk was voor het beleidsterrein wonen en specifiek voor het beleid inzake woonwagenbewoning.

6. Werken aan woonwagenlocaties 2006 (LET OP! - verouderd) 

LET OP! Onderstaand document is niet meer in lijn met huidige wetgeving, algemene ontwikkelingen en of jurisprudentie.

De handreiking Werken aan woonwagenlocaties werd in 2006 opgesteld in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), in samenwerking met meerdere departementen:

  • Ministerie van Justitie

  • Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)

  • Ministerie van Financiën

  • en met betrokkenheid van andere rijksdiensten zoals de Belastingdienst.

Het doel was gemeenten te ondersteunen bij beleid en handhaving op woonwagenlocaties na de intrekking van de Woonwagenwet in 1999. Gemeenten kregen beleidsvarianten aangereikt, waaronder de "nuloptie" en het "afbouwbeleid", die neerkwamen op het geleidelijk laten verdwijnen van standplaatsen en het normaliseren van woonwagenbewoning. De nadruk lag sterk op repressie en handhaving, en minder op het respecteren van de culturele identiteit van woonwagenbewoners.

Achterhaald en veroordeeld

In 2017 oordeelde het College voor de Rechten van de Mens dat dit beleidskader en de daarin opgenomen beleidsvarianten in strijd zijn met het recht op gelijke behandeling en met de mensenrechtelijke bescherming van de woonwagencultuur. Het College stelde dat het woonwagenleven een essentieel onderdeel is van de culturele identiteit van woonwagenbewoners, en dat beleid dat gericht is op het verdwijnen van standplaatsen discriminatoir is.

Daarmee werd duidelijk dat de handreiking uit 2006 niet meer in lijn is met de huidige wetgeving, internationale verdragen en jurisprudentie. Sindsdien is het beleidskader vervangen door nieuwe richtlijnen (2018) waarin de culturele identiteit van woonwagenbewoners expliciet wordt erkend en beschermd.


''Voor een woonwagenbewoner is de woonwagen meer dan een dak boven hun hoofd, het is hun ziel, hun geschiedenis, hun leven. Het is een symbool van alles wat zij zijn, een stukje van hun cultuur dat elke dag opnieuw wordt aangevallen door de heersende normen van de samenleving. Het is een strijd die we elke dag voeren – voor het recht om te bestaan, voor het recht om te blijven, voor het recht om onze identiteit niet te verliezen in de schaduw van een cultuur die ons probeert te verdringen''

''No home without culture''

________________________ Auteur: Driekus van Wanrooij ________________________