
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties discrimineert
2. College voor de Rechten van de Mens, oordeelnummer 2017-55
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties discrimineert door in de handreiking 'werken aan woonwagenlocaties' een 'nuloptie' te geven.
5.1 De handreiking is niet slechts een document in het kader van de handhaving, zoals verweerder (Ministerie van BZK) betoogt. Zij gaat wel degelijk ook over woonwagenbeleid. Verweerder (Woonwagen Vereniging) noemt in de handreiking vijf beleidsopties. De eerstgenoemde is de nuloptie, die neerkomt op het voeren van uitsterfbeleid. Dat is discriminerend in zijn consequenties omdat daarmee woonwagenbewoning geheel verdwijnt. De tweede variant, afbouwbeleid, houdt in het substantieel verminderen van woonwagenbewoning tot een kleine 'kernvoorraad'. Ook dit beleid is discriminerend, omdat dit het karakter van de woonwagencultuur aantast. ... De derde variant is het woonvisiebeleid. Daarbij worden woonwagenbewoners gelijkgesteld aan 'andere woningzoekenden', waarmee de vraag naar een woonwagenstandplaats wordt aangemerkt als slechts een 'woonwens'. Daarmee heeft dit beleid een discriminerend effect.
5.5 Het College is van oordeel dat verweerder (Ministerie van BZK) 'met de handreiking' (werken aan woonwagenlocaties) huisvestingsbeleid heeft gemaakt in de zin van artikel 7a AWGB. De handreiking is weliswaar opgesteld in het kader van de handhaving, maar de inhoud ervan strekt verder. In het document is nadrukkelijk en concreet huisvestingsbeleid geformuleerd voor woonwagenbewoning. Het College is daarmee bevoegd om de voorgelegde vraag te toetsen aan artikel 7a AWGB. Daaraan doet niet af dat de handreiking niet de status heeft van een ministerieel besluit of AMvB. Ten overvloede wijst het College er op dat de handreiking ruim tien jaar lang als document heeft gegolden voor gemeenten om huisvestingsbeleid voor woonwagenbewoners te formuleren. Gemeenten konden en mochten daarbij aan de handreiking een zeker gezag toekennen, omdat verweerder voorheen verantwoordelijk was voor het beleidsterrein wonen en specifiek voor het beleid inzake woonwagenbewoning.
Pagina nr. 6 - randnummer 2.2 'Beleidsvarianten'
