De waardering van de woonwagen als vermogen: een schending van menselijke waardigheid en cultureel zelfbeschikkingsrecht
De waardering van de woonwagen als vermogen:
een schending van menselijke waardigheid en cultureel zelfbeschikkingsrecht
Waarom de woonwagen niet als vermogen moet worden gezien;
In Nederland wordt een woonwagen vaak fiscaal gewaardeerd als een regulier huis. Dit betekent dat gemeenten er belasting over heffen, zoals WOZ-belasting. Maar deze manier van waarderen gaat voorbij aan de unieke culturele betekenis die de woonwagen heeft voor haar bewoners.
Woonwagenbewoners zijn geen gewone huiseigenaren, omdat hun woonvorm direct verbonden is met hun cultuur. De overheid behandelt woonwagens echter vaak, (niet in elke gemeente) als onroerend goed, waardoor ze in belastingheffingen en wetgeving worden gelijkgesteld aan standaard huizen. Dit leidt tot:
Hoge belastingen en mogelijke beslaglegging, waardoor bewoners gedwongen worden hun woonwagen te verkopen.
Schending van fundamentele rechten, zoals het recht op familie, woning en culturele identiteit (artikel 8 en 14 EVRM).
Ongelijke behandeling, omdat woonwagens niet hetzelfde zijn als reguliere woningen en dus niet op dezelfde manier belast mogen worden.
Wat zou er moeten gebeuren?
De overheid moet erkennen dat een woonwagen geen gewoon vermogen is, maar een cultureel object dat beschermd moet worden. Dit betekent dat:
- Woonwagens moeten worden aangemerkt als roerend goed, niet als onroerend goed.
- Belastingen en wetgeving moeten aangepast worden zodat woonwagenbewoners niet financieel onder druk worden gezet.
- Internationale verdragen zoals het EVRM moeten nageleefd worden, zodat woonwagenbewoners hun cultuur en tradities kunnen behouden.
Kort gezegd: het huidige systeem ondermijnt de rechten van woonwagenbewoners, en er moet een oplossing komen die rekening houdt met hun culturele identiteit.