Behoefte is leidend 

Het mensenrechtelijk kader schrijft voor dat de woonbehoefte van woonwagenbewoners leidend is bij het standplaatsenbeleid. Het College voor de Rechten van de Mens heeft dit herhaaldelijk bevestigd.

Uit het advies van het College voor de Rechten van de Mens aan de minister van BZK (2018) blijkt heel duidelijk dat de woonbehoefte van woonwagenbewoners leidend moet zijn bij het standplaatsenbeleid. Het College schrijft:

"Vanuit mensenrechtelijk perspectief zal de behoefte aan standplaatsen van woonwagenbewoners leidend moeten zijn. Op basis van de eerder genoemde behoefte‑inventarisatie zal bezien moeten worden welke woonbehoefte er bestaat, en in welke regio's of gemeenten. Voorkomen moet worden dat er beleidsinitiatieven worden ontwikkeld die leiden tot een min of meer gedwongen spreiding van woonwagenbewoners over diverse gemeenten. Een dergelijke gedwongen spreiding is niet in overeenstemming met de autonomie van woonwagenbewoners."


Deze lijn sluit aan bij eerdere en latere oordelen van het College: 

1. Oordeel 2016-19 (8 maart 2016) Het College oordeelde dat het woonvisiebeleid van een gemeente tot verboden onderscheid leidde, omdat geen rekening was gehouden met de woonbehoefte van woonwagenbewoners en er voor hen geen gelijkwaardig aanbod was gecreëerd. Dit bevestigt dat behoefte-inventarisatie en aanbod gelijkwaardig moeten zijn

2. Oordeel 2015-61 werd bevestigd dat woonwagenbewoners onder de beschermingsgrond "ras" vallen en dat hun culturele identiteit, inclusief de woonvorm in familieverband, effectief moet worden gefaciliteerd.

3..Oordeel 2024-68 (7 augustus 2024) In dit recente oordeel bevestigde het College dat ook woonwagenbewoners die tijdelijk in reguliere woningen hebben gewoond maar willen terugkeren ("spijtoptanten") recht hebben op bescherming en meegeteld moeten worden in de behoefte-inventarisatie. Een onafgebroken verblijf in een woonwagen is dus niet noodzakelijk om aanspraak te maken op een standplaats


Daarmee is het juridisch uitgangspunt helder: standplaatsen moeten worden aangelegd en uitgebreid op basis van de feitelijke behoefte van woonwagenbewoners. Beleidsopties; afbouw, nuloptie, gedwongen spreiding, binding enz zijn in strijd met het discriminatieverbod en het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven (artikel 8 EVRM). Alleen door een transparante inventarisatie en een aanbod dat daarop aansluit kan materiële gelijkheid worden gewaarborgd en wordt voldaan aan de positieve verplichtingen van de overheid.