Wat is een redelijk termijn?
Wat is een redelijke termijn?
Veel rechters worstelen met deze vraag en of zijn inconsistent in de toepassing van de redelijke termijn, Gemeenten (en vooral extern bedrijven) misbruiken deze begrip om vaag te kunnen blijven. Zij houden de woonwagenbewoners hiermee in onzekerheid, sturen hen weg zonder een toekomstperspectief te bieden, en schuiven hun verantwoordelijkheden steeds voor zich uit. Zo hoeven zij niets te doen en blijft de situatie ongewijzigd.
De Nederlandse wet zelf, geeft helaas geen duidelijke richtlijn over wat precies een redelijke termijn is. Gelukkig heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) hier wel duidelijkheid in gebracht. Echter, net als bij veel andere juridisch bindende uitspraken van het EHRM, weigert Nederland deze uitspraken om te zetten in nationale wetgeving. Dit is opmerkelijk, aangezien dit in principe niet eens noodzakelijk zou zijn, omdat uitspraken van het EHRM via artikel 93 en 94 van de Grondwet direct toepassing kunnen vinden binnen het Nederlandse rechtsysteem.
Waarom het EHRM de juiste norm kan bieden:
1. Bindend en leidend op nationaal niveau - Het EVRM en de uitspraken van het EHRM zijn rechtstreeks bindend voor Nederland - Nationale rechters moeten zich hieraan houden en hun rechtspraak hieraan toetsen.
2. Consistente jurisprudentie over redelijke termijn - Het EHRM heeft in vele uitspraken duidelijk en systematisch aangegeven dat langdurige procedures – vaak boven de 2 jaar per instantie – een schending van artikel 6 EVRM (recht op een eerlijk proces binnen redelijke termijn) opleveren.
Dit is dus een toetsbare grens die in meerdere zaken wordt bevestigd
3. Hogere juridische autoriteit - Nederlandse rechtspraak mag hier niet in tegenspraak mee zijn. - Het EHRM is de ultieme waarborg bij conflicten over procedurele termijnen.
Tuleshov and Others v. Russia (EHRM, 24 may 2007; Application no. 32718/02)
In de zaak Tuleshov and Others v. Russia (EHRM, 24 may 2007; Application no. 32718/02) oordeelde het Hof dat verdraging in het regelen van woonruimte van meer dan twee jaar onredelijk en disproportioneel is (schending beperkt artikel 8 EVRM) .
"The Court notes that the authorities accommodated the applicants in the municipal hostel, however, it observes that the accommodation was offered more than two years after the eviction order was issued and one month after it had been enforced. It follows that the applicants were living under the threat of expulsion for a long time being in the state of uncertainty about receiving substitute housing from the State''
Dit vormt een duidelijke aanwijzing dat gemeenten binnen korte termijn passende huisvesting moeten leveren – met name bij kwetsbare groepen zoals woonwagenbewoners.
Een wachttijd van meer dan twee jaar acht het Europees Hof onaanvaardbaar onder artikel 8.
Deze uitspraak is juridisch bindend voor Nederland als lidstaat van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), wat betekent dat Nederland (inclusief de rechtspraak) deze verplichting moet naleven en het recht van woonwagenbewoners op adequate huisvesting en het behoud van hun culturele en familiale samenhang binnen een dergelijke redelijke termijn moet waarborgen.
Verwijs bij geschillen in Nederland naar de EHRM-jurisprudentie, bijvoorbeeld:
-
Incal v. Turkey (1998): termijnen van 3–4 jaar in civiele procedures zijn problematisch.
-
Kudla v. Poland (2000): meer dan 3 jaar is excessief.
-
Timurtas v. Turkey (2013): snelle en efficiënte procedure vereist.
-
Tuleshov and Others v. Russia (EHRM 2007) : meer dan 2 jaar wachttijd tussen vonnis en uitvoering is disproportioneel.